Bron: http://fd.nl/ondernemen/1124458/sijthoff-juryleden-kijken-met-verschillende-brillen
Bedrijven worstelen met openheid over hun managementletter, de jaarlijkse brief van de externe accountant over onder andere de kwaliteit van de interne processen. Bedrijfseconomische analyses — hoe wordt het geld verdiend — ontbreken vaak. Het zijn twee voorbeelden van wat dat jury van de FD Henri Sijthoff-prijs is tegengekomen.
De prijs voor de beste verslaggeving wordt op donderdag 29 oktober voor de 61ste keer uitgereikt. De driekoppige jury heeft dit jaar 4936 pagina’s aan jaarverslagen van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde bedrijven doorgenomen, en daarnaast Internetsites en andere rapportages zoals analistenpresentaties en kwartaalberichten bekeken.
Bij de start in 1954 waren er nog nauwelijks voorschriften voor verslaggeving. Dat speelveld is inmiddels drastisch veranderd. Uitgebreide regelgeving is in het leven geroepen zowel nationaal als internationaal. In Europa is een paar jaar geleden een geharmoniseerd stelsel voor verslaggeving doorgevoerd (IFRS). Daarnaast zijn er richtlijnen voor goed ondernemingsbestuur omarmd.
De drie juryleden, Erik van de Merwe, Frans van der Wel en Roderick Munsters, leggen uit waar zij op letten.
‘Ik zie te weinig stress- of scenarioanalyses’
Jurylid: Erik van de Merwe (64)
Beroep: commissaris bij onder meer Achmea en Rabobank
‘Al jarenlang let ik in het bijzonder op de bedrijfseconomische analyse. Dat is meer dan de SWOT-analyse (een opsomming van de sterke en zwakke punten en de kansen en bedreigingen, red.), die je steeds vaker ziet. Wat ik wil, gaat verder, is veel cijfermatiger. Wat zijn de effecten van een investering of desinvestering? Wat is het effect van fluctuerende marges? Die analyses bestaan, binnen elk bedrijf. Want hoe kun je anders weten waarop het bestuur moet sturen: op marges? Op marktaandeel? En die analyse, die vind ik nog steeds sterk onderbelicht in het jaarverslag.
Aan analisten wordt ze wel gegeven, dus waarom niet in het verslag. Dat is beter dan het alleen aan analisten vertellen, want het jaarverslag is er voor alle belanghebbenden, niet alleen voor aandeelhouders. Noem ook wat de tevredenheid is van klanten en personeel. Je kunt zoveel meer vertellen. Zonder dat het verslag dikker hoeft, want die 25 pagina’s die je tegenwoordig ziet over beloningen, wat niets toevoegt over het bedrijf zelf, dat kan wel wat minder.
Een ander belangrijk punt waar ik op let is de risicoparagraaf. Dat is nu nog te vaak een opsomming van wat er kan gebeuren. Ik zie te weinig stress- of scenarioanalyses, terwijl die juist belangrijk zijn. Financiële instellingen laten al veel meer informatie zien, maar ook nog niet alles.
Banken en verzekeraars zijn niet altijd beter geweest dan andere sectoren. Want tien, vijftien jaar geleden gaven ze ook heel weinig informatie over kredietrisico of renterisico. En nog is het niet goed genoeg. Ik wil zien wat er gebeurt als de lange rente sneller daalt dan de korte. Het idee om het niet te doen is: je wilt beleggers niet bang maken. Maar van transparantie zijn nog nooit bedrijven kapot gegaan, van gebrek daaraan wel.’
‘Ik kijk ook naar zaken als milieu’
Jurylid: Roderick Munsters (52)
Beroep: ceo vermogensbeheerder Robeco
‘De juryleden hebben een verschillende achtergrond. Dan krijg je een leuke discussie, geanimeerd. Maar we trekken wel altijd samen de conclusie. Vorig jaar keek ik met bijzondere interesse naar de pensioenverplichtingen. Logisch met mijn achtergrond. Mij vallen dan andere dingen op dan collega-juryleden.
Over het algemeen is mijn eigen juryoordeel over de jaarverslagen niet zozeer gebaseerd op de cijfers, hoe het met de cashflow gaat en zo. Ik kijk met name naar het jaarverslag en minder naar de jaarrekening. Je merkt trouwens dat we alle drie veel naar de niet-cijfermatige kant kijken. Misschien gaan we ervan uit dat de jaarrekening, met alle regelgeving en de controle door de accountant, wel goed in elkaar zit?
In dat verslag is voor mij de strategie belangrijk. Is het aansprekend opgeschreven? Nodigt het uit om je je er eens in te gaan verdiepen? Om het anders uit te drukken: weten ze het goed te verkopen? Want alle beursfondsen werken in een behoorlijk concurrerende omgeving. Dan wil ik weten hoe ze zich onderscheiden van de concurrentie. Soms lees ik een veel te algemeen verhaal, dat op elke onderneming had kunnen slaan.
Verder kijk ik naar de geïntegreerde verslaggeving. Dat je breder kijkt dan alleen de financiële impact, maar ook naar zaken als milieu. Of hoe je met menselijk kapitaal omgaat. Hoeveel belasting je afdraagt. Overheden en consumenten vragen daarom. Daar is de vooruitgang langzaam. Ten eerste is de belangstelling van beleggers te gering. Ondernemingen krijgen er te weinig vragen over. En ten tweede zijn deze onderwerpen niet goed meetbaar. Kennelijk vinden bedrijven het dan veiliger om er weinig over te zeggen. Het kan wel, want ik heb ook goede voorbeelden gezien.’
‘Vroeger waren accountantskantoren heel gesloten’
Jurylid: Frans van der Wel (60)
Beroep: hoogleraar Externe Verslaggeving aan de Vrije Universiteit Amsterdam
‘Met mijn achtergrond kijk ik meer dan andere juryleden naar zaken als toepassing van IFRS, het verslaggevingsstelsel. Dit jaar waren er er drie nieuwe regels in dat stelsel, met name over hoe bedrijven hun dochters moeten consolideren, en dan kijk ik hoe bedrijven daaraan invulling geven. Dat soort dingen doe ik meer dan anderen, maar als jury hebben we samen de criteria afgesproken.
Verder heb ik gelet op het verslag van de raad van commissarissen, dat in elk jaarverslag staat. Dat moet kritischer. Er is wel geleidelijk, vergeleken met vroeger, meer inhoud en minder een droge opsomming van de agenda. Maar ze zouden meer moeten vertellen over de managementletter, de brief van de externe accountant aan het management. Daar zitten vaak aanknopingspunten in voor de bedrijfsvoering.
Ik heb ook gekeken naar de samenhang van het verslag van commissarissen en de controleverklaring van de accountant. Sinds dit jaar is die verklaring uitgebreider en noemt de accountant opvallende punten, meestal tussen de drie en de zes. Het valt me op dat die vrijwel alleen over de jaarrekeningposten gaan: goodwill, voorzieningen en dergelijke. Heel belangrijk, maar ik zie bijna geen opmerkingen over de interne organisatie van de onderneming. Want daar hebben accountants wel degelijk aandacht voor. Ik snap wel, je moet keuzes maken. Goodwill en zo, dat zijn soms grote posten. Maar ik hoop dat het toch niet elk jaar alleen over goodwill gaat.
Waarom er nooit een prijs naar de jaarverslagen van de accountantskantoren zelf gaat? Vroeger waren ze heel gesloten, dat speelt mee. Maar je ziet ze nu transparanter worden. Ik sluit niet uit dat we over een paar jaar een kandidaat uit die hoek zien.’